Wat betekent sul in Italiaans?

Wat is de betekenis van het woord sul in Italiaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van sul in Italiaans.

Het woord sul in Italiaans betekent in alle ernst, zonder gekheid, afdingen, pingelen, geruïneerd, illegaal handelen, betrappen, pakken, handelen, geruïneerd, door land ingesloten, zeewaarts, actief, betrokken, staan te springen, staan te popelen, op locatie, op sekse gebaseerd, leerling-gecentreerd, te velde, in het veld, buiten, zonder gekheid, even serieus, aan ommezijde, in wording, ongedurig, gespannen, op tafel, ter tafel, waarop, op zijn hoede, op het randje van, in een opwelling, spontaan, Over mijn lijk! Over m'n lijk!, veldwerk, polsband, haltertop, plezierrit op een hooiwagen, zeezicht, slingback, veldwerker, investering in ruil voor een percentage van de winst, schaaldier met mos op de schelp, mumbletypeg, achterdeur, opleiding in de praktijk, klopje, aaitje, inkomstenbelasting, voortuin, arbeidswet, harde klappen, harde lessen, op de rand van, toneel, olie op het vuur gieten, op het randje leven, menen wat je zegt, iets in de kiem smoren, op zeker spelen, op de markt brengen, op de markt zetten, zich iets aantrekken, zich op dun ijs begeven, een appeltje te schillen hebben, een getekend gezicht hebben, afdingen, onderhandelen, in de trein stappen, klimmen op, aanrekenen, rekenen, goedkoper verkopen, verklikken, betrappen, gelegen aan een helling, op een berghelling gelegen, gespannen, op het toneel, op het podium, zijdelings, ter plaatste, ter plekke, op het punt, nee maar, zonder gekheid, zonder dollen, rand, front, aan de kant van de weg gelegen, kust-, gelegen aan een meer, aan de oever van een rivier, aaien, strelen, iets ter harte nemen, schaatsen, de bal op de tee plaatsen, investeren in ruil voor een percentage van de winst, inkomstenbelasting, waterkant-, haltertop-, echt, schaatsen, schaatsenrijden, veld-, persoonlijk, onderhandelen, afdingen, pingelen, adverteren, bijdragen, blut maken, iets opzettelijk doen, van de zijkant raken, op het punt staan, doorberekend, achterkamer, te velde, binnenste, linker-. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord sul

in alle ernst, zonder gekheid

avverbio

Seriamente, credo che abbia ragione.
In alle ernst: ik denk dat ze een punt heeft.

afdingen, pingelen

(informeel)

Mia zia va sempre a fare le compere al mercato invece che nei negozi delle grandi catene perché le piace contrattare.

geruïneerd

(economicamente)

Il mio bisnonno è stato un uomo ricco fino a quando il crollo della borsa del 1929 non lo ha rovinato.

illegaal handelen

Per anni contrabbandò passaporti agli immigrati illegali.

betrappen, pakken

(figurato, informale)

I poliziotti hanno inchiodato il sospetto.

handelen

geruïneerd

(finanziariamente)

L'imprenditore fallito era deciso a iniziare tutto daccapo.

door land ingesloten

Molti degli stati americani sono senza sbocchi sul mare.

zeewaarts

locuzione aggettivale

actief, betrokken

aggettivo

Kathy è una persona molto partecipativa quando si tratta di gestire il personale.

staan te springen, staan te popelen

(figurato)

op locatie

In base alle nostre osservazioni sul campo, possiamo concludere che le specie native di erbe sono in declino.

op sekse gebaseerd

aggettivo

leerling-gecentreerd

locuzione aggettivale (istruzione)

te velde, in het veld, buiten

sostantivo maschile (niet op kantoor)

Gli piace lavorare sul campo anziché stare dietro una scrivania.

zonder gekheid, even serieus

aan ommezijde

(stampa) (bladzijde)

in wording

ongedurig, gespannen

Quel suono strano mi rende agitato.

op tafel, ter tafel

locuzione avverbiale (figurato: oggetto di discussione) (figuurlijk)

La proposta sul tavolo era stata fatta dal sig. Smith. // Mettiamo tutte le opzioni sul piatto.

waarop

pronome

op zijn hoede

La polizia è in allerta dopo i due incidenti che hanno coinvolto un rapinatore armato nel centro di Chicago.

op het randje van

(figuurlijk)

Gli sciatori alpinisti sono sempre sul punto di perdere il controllo.

in een opwelling, spontaan

avverbio (spontaneamente)

Abbiamo deciso di andare a Las Vegas su due piedi.

Over mijn lijk! Over m'n lijk!

interiezione (informeel)

Vuoi che ti presti i jeans? Manco morto!

veldwerk

sostantivo maschile

Oggi la dottoressa Mills è fuori sede per un lavoro sul campo.

polsband

sostantivo femminile

I calciatori indossano fasce nere sul braccio in memoria del loro manager, che è morto la scorsa settimana.

haltertop

sostantivo maschile

I vestiti scollati sul retro mi fanno venire il mal di testa.

plezierrit op een hooiwagen

sostantivo maschile (specifico: carro da fieno) (In Amerika)

zeezicht

slingback

sostantivo femminile (da donna) (anglicisme, schoen)

veldwerker

investering in ruil voor een percentage van de winst

sostantivo maschile

schaaldier met mos op de schelp

mumbletypeg

sostantivo maschile (gioco) (spel, anglicisme)

achterdeur

opleiding in de praktijk

sostantivo maschile (professionale)

Non ho mai seguito un corso di programmazione, ma ho fatto tanta formazione sul campo. Non è richiesta esperienza, l'azienda fornisce la formazione sul lavoro.

klopje, aaitje

sostantivo maschile (tocco affettuoso) (op hoofd)

Nulla piace al cane quanto un buffetto sulla testa.

inkomstenbelasting

sostantivo femminile

L'imposta sul reddito è generalmente di tipo progressivo.

voortuin

(letteralmente)

arbeidswet

harde klappen, harde lessen

(figuurlijk)

Per questo lavoro Dan offre una vita di esperienze sul campo.

op de rand van

(figuurlijk)

Il lupo messicano era sul punto di estinguersi, ma alcune iniziative di conservazione stanno facendo crescere la popolazione.

toneel

(figurato: recitare)

L'attrice aveva desiderato calcare le scene fin da quando era una bambina.

olie op het vuur gieten

Gridare agli alunni arrabbiati non fa che gettare ulteriore benzina sul fuoco.

op het randje leven

(inf., figuurlijk)

Louise ama il rischio e vivere sul filo del rasoio.

menen wat je zegt

verbo transitivo o transitivo pronominale (sinceramente)

Dice sul serio o sta solo facendo una promessa a vuoto?

iets in de kiem smoren

verbo transitivo o transitivo pronominale (figuurlijk)

Suo figlio aveva iniziato a fumare, ma lei stroncò il vizio sul nascere facendogli fumare un pacchetto intero di sigarette.

op zeker spelen

La ginnasta prese in considerazione l'ipotesi di tentare il salto mortale, ma poi decise di stare sul sicuro e di attenersi al programma che conosceva bene.

op de markt brengen, op de markt zetten

verbo transitivo o transitivo pronominale

Hanno messo la casa in vendita un anno fa, ma non l'hanno ancora venduta.

zich iets aantrekken

verbo transitivo o transitivo pronominale

Jack ha fatto una battuta sui capelli di Sarah e lei l'ha presa troppo sul serio e si è arrabbiata.

zich op dun ijs begeven

verbo intransitivo (figurato) (figuurlijk)

Se continui ad insultare Katie sei sul filo del rasoio.

een appeltje te schillen hebben

(figuurlijk)

een getekend gezicht hebben

verbo transitivo o transitivo pronominale (figuurlijk)

Il tempo aveva lasciato dei segni profondi sul volto di Leon.

afdingen, onderhandelen

in de trein stappen

verbo intransitivo

klimmen op

(veicolo)

aanrekenen, rekenen

(ergens een betaling voor vragen)

Credo che il cameriere si sia scordato di farmi pagare.

goedkoper verkopen

verklikken

verbo transitivo o transitivo pronominale

Se un bambino fa qualche marachella, la sorellina fa la spia.

betrappen

gelegen aan een helling

Gli escursionisti si rifugiarono in un riparo sul fianco della collina.

op een berghelling gelegen

locuzione avverbiale (di montagna)

Abbiamo iniziato ad affittare il nostro cottage sul versante.

gespannen

verbo riflessivo o intransitivo pronominale (figurato: in pericolo)

Si sentiva sul filo del rasoio mentre aspettava i risultati degli esami.

op het toneel, op het podium

locuzione avverbiale

zijdelings

(lancio) (sport)

ter plaatste, ter plekke

locuzione avverbiale

I corrispondenti esteri dei giornali sono sul posto quando emerge una nuova vicenda.

op het punt

locuzione avverbiale

nee maar

interiezione

Davvero? Vuoi proprio farlo?

zonder gekheid, zonder dollen

interiezione (informeel)

Sul serio, John, è davvero arrabbiata con te!

rand

verbo intransitivo

Gli scherzi cattivi dei ragazzi avevano quasi fatto piangere Mark. Rachel si era lavorata il capo per mesi e finalmente lo aveva portato ad essere sul punto di accettare il suo progetto.

front

sostantivo maschile (informale) (figuurlijk)

aan de kant van de weg gelegen

aggettivo

Il fruttivendolo sul ciglio della strada ha i migliori manghi della città.

kust-

locuzione aggettivale (in samenstelling)

gelegen aan een meer

aan de oever van een rivier

aaien, strelen

verbo transitivo o transitivo pronominale (con affetto) (op hoofd)

Rob ha dato un buffetto sul capo a suo figlio.

iets ter harte nemen

verbo transitivo o transitivo pronominale (con serietà)

Ha preso sul serio tutti i consigli e ha cercato di diventare una persona migliore.

schaatsen

verbo intransitivo

D'inverno vado spesso a pattinare sul ghiaccio.

de bal op de tee plaatsen

verbo transitivo o transitivo pronominale (golf) (golf)

Scott stava sistemando la pallina sul tee quando ha sentito un grido provenire dall'altra parte del campo da golf.

investeren in ruil voor een percentage van de winst

verbo transitivo o transitivo pronominale

inkomstenbelasting

L'anno scorso ha guadagnato molto ma ha anche pagato un'imposta sul reddito più elevata.

waterkant-

locuzione avverbiale (in samenstellingen)

Un immobile che si affaccia sul litorale può costare più di un milione di dollari.

haltertop-

locuzione aggettivale (vestito) (in samenstelling)

La sposa indossava un abito bianco scollato sul retro.

echt

interiezione

Sei incinta? Davvero?

schaatsen, schaatsenrijden

verbo intransitivo (pattini da ghiaccio)

Ha imparato a pattinare per poter giocare a hockey.

veld-

locuzione aggettivale (in samenstelling)

Lei è uno dei nostri agenti sul campo.

persoonlijk

locuzione avverbiale

Adesso devo proprio andare. Per favore non prenderlo sul personale.

onderhandelen, afdingen, pingelen

I negozianti trattarono intensamente, ma alla fine il consiglio comunale non cambiò il regolamento.

adverteren

(figurato)

L'azienda ha lanciato sul mercato la sua nuova marca di dentifricio.

bijdragen

Ha messo sul tavolo alcune idee.

blut maken

(figurato)

I tavoli di blackjack mi hanno ridotto sul lastrico.

iets opzettelijk doen

verbo transitivo o transitivo pronominale

Quando ti dico che sei stupenda, dico sul serio.

van de zijkant raken

verbo transitivo o transitivo pronominale (veicoli, ecc.)

op het punt staan

Ero sul punto di entrare nella vasca quando hanno suonato alla porta.
Ik stond net op het punt om het bad in te stappen toen de deurbel ging.

doorberekend

(van kosten)

achterkamer

Le ultime pagine della rivista sono dedicate alla pubblicità.

te velde

locuzione aggettivale (militair)

Ha appena terminato alcune settimane di operazioni sul campo.

binnenste

La macchina sul lato interno è in testa.

linker-

locuzione aggettivale (in samenst., G.B., auto)

Il conducente aprì il finestrino dalla parte del marciapiede e chiese informazioni a un passante.

Laten we Italiaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van sul in Italiaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Italiaans.

Ken je iets van Italiaans

Italiaans (italiano) is een Romaanse taal en wordt gesproken door ongeveer 70 miljoen mensen, van wie de meesten in Italië wonen. Italiaans gebruikt het Latijnse alfabet. De letters J, K, W, X en Y komen niet voor in het standaard Italiaanse alfabet, maar komen wel voor in leenwoorden uit het Italiaans. Italiaans is de tweede meest gesproken taal in de Europese Unie met 67 miljoen sprekers (15% van de EU-bevolking) en het wordt als tweede taal gesproken door 13,4 miljoen EU-burgers (3%). Italiaans is de belangrijkste werktaal van de Heilige Stoel en dient als de lingua franca in de rooms-katholieke hiërarchie. Een belangrijke gebeurtenis die heeft bijgedragen aan de verspreiding van het Italiaans was de verovering en bezetting van Italië door Napoleon in het begin van de 19e eeuw. Deze verovering stimuleerde de eenwording van Italië enkele decennia later en duwde de taal van de Italiaanse taal. Italiaans werd een taal die niet alleen werd gebruikt door secretarissen, aristocraten en de Italiaanse rechtbanken, maar ook door de bourgeoisie.