Wat betekent suonare in Italiaans?

Wat is de betekenis van het woord suonare in Italiaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van suonare in Italiaans.

Het woord suonare in Italiaans betekent iets spelen, bespelen, spelen, uitvoeren, klinken, luiden, spelen, klinken, luiden, klinken, resoneren, afspelen, bellen, rinkelen, toeteren, claxonneren, afgaan, luiden, beieren, rinkelen, ringelen, toeteren, zoemen, pijpen, blazen, rinkelen, klingelen, spelen, blazen, slaan, luiden, slaan, laten/doen toeteren, toeteren, claxonneren, piepen, als deejay werkzaam zijn, bellen, rinkelen, luiden, oprecht klinken, toeteren, claxonneren, als straatmuzikant optreden, muziek lezen, op het gehoor spelen, vioolspel, vioolspelen, een serenade brengen, fiedelen, vioolspelen, trompetteren, muziek spelen voor, plukken, swingen, rocken, rockmuziek maken of spelen, een halve toon te hoog spelen, coveren, overspelen, opnieuw spelen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord suonare

iets spelen, bespelen

verbo transitivo o transitivo pronominale (instrument)

Suona il piano e la chitarra.

spelen, uitvoeren

verbo transitivo o transitivo pronominale (muziek)

Suona un'altra sonata di Beethoven.

klinken

verbo intransitivo (sembrare) (figuurlijk)

Le sue parole suonavano strane.

luiden

verbo transitivo o transitivo pronominale (campanello) (van een klok)

Il monaco ha suonato la campana.

spelen

verbo intransitivo (muziek: uitvoeren)

Ama il violino. Suona tutto il giorno.

klinken

(sembrare)

Le sue parole suonavano sincere.

luiden

verbo transitivo o transitivo pronominale

Il pompiere ha suonato l'allarme.

klinken, resoneren

verbo intransitivo

Se colpito con un cucchiaio, il candelabro di ottone risuona.

afspelen

(musica) (muziek, cd)

Sto facendo suonare il nuovo cd nello stereo.

bellen, rinkelen

verbo intransitivo (telefono)

Il telefono ha squillato due volte.

toeteren, claxonneren

verbo transitivo o transitivo pronominale (il clacson)

Dovresti suonare il clacson se qualcuno ti taglia la strada.

afgaan

(sveglia, allarme)

Non sempre mi sveglio quando suona la sveglia.
Ik word niet altijd wakker wanneer mijn alarm afgaat

luiden, beieren

verbo intransitivo (orologio, campane)

Da qualunque punto del paese si sentono le campane della chiesa suonare.

rinkelen, ringelen

(generico)

toeteren

verbo transitivo o transitivo pronominale (clacson)

I guidatori imbottigliati nel traffico suonavano i loro clacson per la frustrazione.

zoemen

verbo intransitivo

Improvvisamente a mezzanotte suonò il campanello di casa.

pijpen

verbo transitivo o transitivo pronominale (uno strumento a fiato) (muziek)

Lo zampognaro ha suonato un brano.

blazen

verbo transitivo o transitivo pronominale (muziek)

Il trombettiere suona forte e deciso.

rinkelen, klingelen

verbo intransitivo

Le campane suonano e riverberano quando vengono percosse.

spelen

(snaarinstrument)

Mio zio suona un banjo.

blazen

verbo transitivo o transitivo pronominale (uno strumento a fiato) (muziek)

Il flautista suonava una dolce melodia.

slaan

verbo transitivo o transitivo pronominale (van klok)

L'orologio ha suonato le tre.

luiden

Le campane della chiesa rintoccavano in lontananza.

slaan

(orologi)

L'orologio ha battuto le dieci.

laten/doen toeteren

Suona il clacson se non si sbriga a partire.

toeteren, claxonneren

Qualcuno ha suonato il clacson mentre giravo a destra, ma non avevo fatto niente di sbagliato.

piepen

Quando il suo cercapersone fece "bip", il dottor Ross dovette andarsene per occuparsi di un'emergenza.

als deejay werkzaam zijn

Sam è un banchiere, ma nei fine settimana fa il DJ in una discoteca.

bellen, rinkelen

verbo transitivo o transitivo pronominale

La regina chiamò la sua serva suonando la campanella.

luiden

(klokken)

Le campane della chiesa scampanavano quando era l'ora della messa.

oprecht klinken

verbo intransitivo

La sua spiegazione suona vera, per quanto sembri strana.

toeteren, claxonneren

Chi è che suona il clacson dietro di me?

als straatmuzikant optreden

verbo intransitivo (spesso raccogliendo soldi)

muziek lezen

verbo intransitivo (musica)

op het gehoor spelen

verbo transitivo o transitivo pronominale (letterale, musica) (muziek)

Sono bravo a leggere gli spartiti, ma suonare a orecchio mi è difficile. È incredibile, non ha mai imparato a leggere gli spartiti: suona tutto a orecchio.

vioolspel, vioolspelen

sostantivo maschile

Susan è brava a suonare il violino e a ballare.

een serenade brengen

verbo transitivo o transitivo pronominale

Il cowboy ha suonato una serenata alla bella donna.

fiedelen, vioolspelen

verbo transitivo o transitivo pronominale

Dan adora sedersi sotto a un albero e suonare il violino invece di lavorare.

trompetteren

verbo transitivo o transitivo pronominale

La banda marciava lungo la strada suonando le trombe.

muziek spelen voor

verbo transitivo o transitivo pronominale

Il gruppo di mariachi ha suonato delle serenate di musica tradizionale ai commensali.

plukken

verbo transitivo o transitivo pronominale (snaar)

swingen

verbo transitivo o transitivo pronominale

L'orchestra sta suonando un buon ritmo!

rocken, rockmuziek maken of spelen

verbo transitivo o transitivo pronominale

A quel nuovo gruppo piace suonare rock.

een halve toon te hoog spelen

verbo intransitivo (musica)

Hai suonato mezzo tono sopra per le prime venti battute.

coveren

verbo transitivo o transitivo pronominale

Nel suo concerto la band ha fatto una cover di un vecchio classico di Dylan.

overspelen, opnieuw spelen

(un brano musicale) (muziek)

Il pianista ripeté il pezzo.

Laten we Italiaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van suonare in Italiaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Italiaans.

Ken je iets van Italiaans

Italiaans (italiano) is een Romaanse taal en wordt gesproken door ongeveer 70 miljoen mensen, van wie de meesten in Italië wonen. Italiaans gebruikt het Latijnse alfabet. De letters J, K, W, X en Y komen niet voor in het standaard Italiaanse alfabet, maar komen wel voor in leenwoorden uit het Italiaans. Italiaans is de tweede meest gesproken taal in de Europese Unie met 67 miljoen sprekers (15% van de EU-bevolking) en het wordt als tweede taal gesproken door 13,4 miljoen EU-burgers (3%). Italiaans is de belangrijkste werktaal van de Heilige Stoel en dient als de lingua franca in de rooms-katholieke hiërarchie. Een belangrijke gebeurtenis die heeft bijgedragen aan de verspreiding van het Italiaans was de verovering en bezetting van Italië door Napoleon in het begin van de 19e eeuw. Deze verovering stimuleerde de eenwording van Italië enkele decennia later en duwde de taal van de Italiaanse taal. Italiaans werd een taal die niet alleen werd gebruikt door secretarissen, aristocraten en de Italiaanse rechtbanken, maar ook door de bourgeoisie.