Wat betekent corso in Italiaans?

Wat is de betekenis van het woord corso in Italiaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van corso in Italiaans.

Het woord corso in Italiaans betekent rennen, hollen, hardlopen, rennen, sprinten, toevlucht nemen tot, snellen, hollen, rennen, racen, zich uitstrekken, doorkruisen, opklimmen, wegstromen, wegvloeien, weglopen, voorbij vliegen, sprinten, hard rennen, stormen, voorbij gaan, vliegen, ijlen, snellen, zich verspreiden, rennen, hardlopen, gaan, rijden, loop, ontwikkeling, vak, laan, avenue, loop, cursus, training, opleiding, hoofdvak, klas, leerparcours, werkgroep, studiegroep, boulevard, laan, straat, straat, weg, gang, racen, vliegen, snellen, lopen, racen, jagen, voorbijschieten, afstevenen op, veel relaties hebben, joggen, trimmen, scheren, snellen, ijlen, onhandig rennen, rokkenjagen, wild, bezeten, druk rondrennen, inhalen, zonder haast, op de zaken vooruitlopen, rondneuken, snel afkomen op, berijden, streaken, riskeren, parallel/evenwijdig lopen met. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord corso

rennen, hollen, hardlopen

verbo intransitivo

Quanto veloce riesci a correre?

rennen, sprinten

verbo intransitivo

Leah correva in tondo nella stanza.

toevlucht nemen tot

Corre sempre dal professore quando lo prendono in giro.

snellen, hollen, rennen, racen

verbo intransitivo (andare veloci)

Il cane correva giù per la collina.

zich uitstrekken

verbo intransitivo (correre lungo)

Il cavo passa tra le pareti.

doorkruisen

verbo intransitivo

L'autostrada corre attraverso la vallata.

opklimmen

verbo intransitivo (estendersi, svilupparsi)

Stiamo cercando di fare in modo che le rose corrano lungo il traliccio.

wegstromen, wegvloeien, weglopen

L'acqua di scolo fluisce nella grondaia.

voorbij vliegen

verbo intransitivo (figurato: tempo) (tijd)

Il tempo vola quando ci si diverte.

sprinten, hard rennen

verbo intransitivo

I bambini correvano nel parco giochi.

stormen

Un tempo i bisonti scorrazzavano per queste pianure.

voorbij gaan

verbo intransitivo

I weekend corrono davvero veloci.

vliegen

verbo intransitivo (di tempo)

Una volta che hai dei figli, gli anni volano.

ijlen, snellen

verbo intransitivo

L'auto sfrecciava lungo la strada.

zich verspreiden

(una notizia: tra la gente)

Le notizie correvano per il villaggio.

rennen, hardlopen

(sport: correre)

La corsa è uno dei miei sport preferiti.

gaan, rijden

verbo intransitivo

Il treno andava alla velocità massima.

loop, ontwikkeling

sostantivo maschile

Il corso degli eventi non è stato favorevole.

vak

Sto seguendo un corso di inglese per prepararmi al viaggio negli Stati Uniti.

laan, avenue

In primavera spesso lungo il corso passeggiano delle coppie.

loop

sostantivo maschile (fiume, ecc,)

Il corso del fiume era dritto.

cursus

sostantivo maschile (di studi)

Il corso è tenuto da Mr. Adams.

training, opleiding

(generico)

hoofdvak

Le discipline più seguite in questa università sono inglese, commercio ed economia.

klas

(scuola primaria e secondaria)

È la studentessa migliore della nostra classe.

leerparcours

sostantivo maschile (onderwijs)

Segue un corso accelerato nella sua scuola.

werkgroep, studiegroep

boulevard

Degli alberi sono presenti lungo tutto il viale.

laan

straat

Il mio ufficio si trova in Via Centrale.

straat, weg

È una splendida strada con tutti gli alberi e i bei palazzi.

gang

Siamo contenti dell'andamento degli affari.

racen

Mio nipote gareggia con i go-kart.

vliegen, snellen

È volato via dalla stanza quando si è ricordato del suo appuntamento.

lopen

(gevaar)

Non vogliamo correre il rischio di essere citati per danni.

racen, jagen

verbo transitivo o transitivo pronominale

Jeremy faceva correre il passeggino giù per la strada.

voorbijschieten

La freccia del nemico sfrecciò nell'aria.

afstevenen op

Ogni volta che entro in un negozio di caramelle punto dritto ai cioccolatini.

veel relaties hebben

Simon si è fatto la reputazione di uno che si dà da fare.

joggen, trimmen

verbo intransitivo

scheren, snellen, ijlen

(nuvole)

onhandig rennen

verbo intransitivo

rokkenjagen

(figuurlijk, informeel)

wild, bezeten

verbo intransitivo

druk rondrennen

verbo intransitivo

James correva ovunque cercando di avere tutto pronto per la festa.

inhalen

zonder haast

op de zaken vooruitlopen

(formale) (figuurlijk)

rondneuken

(slang)

Chris farebbe meglio a smettere di fare il donnaiolo se vuole fare una proposta di matrimonio a June.

snel afkomen op

Il camion si avvicinava rapidamente ai fratelli che attraversavano la strada.

berijden

(equitazione, fantini)

Il fantino era in sella al cavallo favorito.

streaken

verbo intransitivo

L'uomo corse nudo per il campo di calcio.

riskeren

Devo partire presto. Non posso rischiare di perdere l'aereo.

parallel/evenwijdig lopen met

verbo intransitivo

La strada corre parallela ai binari.

Laten we Italiaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van corso in Italiaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Italiaans.

Ken je iets van Italiaans

Italiaans (italiano) is een Romaanse taal en wordt gesproken door ongeveer 70 miljoen mensen, van wie de meesten in Italië wonen. Italiaans gebruikt het Latijnse alfabet. De letters J, K, W, X en Y komen niet voor in het standaard Italiaanse alfabet, maar komen wel voor in leenwoorden uit het Italiaans. Italiaans is de tweede meest gesproken taal in de Europese Unie met 67 miljoen sprekers (15% van de EU-bevolking) en het wordt als tweede taal gesproken door 13,4 miljoen EU-burgers (3%). Italiaans is de belangrijkste werktaal van de Heilige Stoel en dient als de lingua franca in de rooms-katholieke hiërarchie. Een belangrijke gebeurtenis die heeft bijgedragen aan de verspreiding van het Italiaans was de verovering en bezetting van Italië door Napoleon in het begin van de 19e eeuw. Deze verovering stimuleerde de eenwording van Italië enkele decennia later en duwde de taal van de Italiaanse taal. Italiaans werd een taal die niet alleen werd gebruikt door secretarissen, aristocraten en de Italiaanse rechtbanken, maar ook door de bourgeoisie.