Wat betekent giusta in Italiaans?

Wat is de betekenis van het woord giusta in Italiaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van giusta in Italiaans.

Het woord giusta in Italiaans betekent rechtvaardig, juist, goed, juist, correct, juist, goed, correct, juist, terecht, rechtvaardig, gegrond, rechtvaardig, eerlijk, juist, goed, opportuun, juist, goede, eerlijk, rechtvaardig, juist, correct, exact, juist, goed, eerlijk, rechtvaardig, fair, juist, geschikt, eerbaar, integer, inderdaad, juist, juist, goed, absoluut gehoor, correct, juist, precies, exact, billijk, goed, juist, geëigend, billijk, rechtmatig, wettig, onpartijdig, objectief, Zo is dat!, Zo is het!, Inderdaad!, gerechtvaardigd, terecht, rechtvaardig, in evenwicht, oprecht, eerlijk, rechtschapen, goed, juist, loyaal, gelijk, precies, exact, stipt, toch?, ongelegen, voor de goede orde, net op tijd, dat is het!, oké, verdiende loon, gulden middenweg, beloond worden, oprecht klinken, goed beginnen, iets goed begrijpen, net hier, toch?, hè?, iets met een goede kans op succes, aanpak, Zo is het! Zo is dat!, gepast, geschikt. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord giusta

rechtvaardig

aggettivo

Hanno avuto una punizione rigida, ma giusta.

juist, goed

È sempre nel posto giusto al momento giusto.

juist, correct

aggettivo

Qual è la risposta giusta a questa domanda?

juist, goed, correct

aggettivo

Non è il modo giusto di preparare la tavola; hai messo i bicchieri sul lato sbagliato.

juist, terecht, rechtvaardig

aggettivo

È giusto che tu abbia un processo leale.

gegrond

aggettivo

Ha un giusto motivo per lamentarsi.

rechtvaardig, eerlijk

aggettivo

Era giusto nel dare punizioni.

juist

aggettivo

Il suo resoconto dà una giusta idea degli eventi.

goed, opportuun, juist

aggettivo

Questo è il momento giusto per iniziare un nuovo lavoro.

goede

(cose giuste)

Dobbiamo saper distinguere il bene dal male.

eerlijk, rechtvaardig

aggettivo

Gli uomini onesti vivranno in pace.

juist, correct, exact

aggettivo

È esatta questa misura?

juist, goed

aggettivo

Lo studente ha dato la risposta esatta.

eerlijk, rechtvaardig, fair

aggettivo

Il loro capo ha preso una decisione giusta che entrambi avrebbero potuto rispettare.

juist, geschikt

aggettivo

L'insegnante pensò ad una punizione appropriata per lo studente.

eerbaar, integer

aggettivo

Il giudice aveva la reputazione di uomo retto.

inderdaad, juist

avverbio

Ah, giusto, adesso capisco cosa vuoi dire.

juist, goed

aggettivo

Sì, penso che abbia fatto la cosa giusta chiamandola.

absoluut gehoor

aggettivo (muziek)

Ha sempre la giusta intonazione - non canta mai più alto o più basso.

correct, juist

È giusta la storia? È così che va?

precies, exact

Ci serve circa un centinaio di lavoratori in più, ma ti darò la cifra esatta domani.

billijk

Penso di pagare ai miei impiegati una paga discreta.

goed, juist, geëigend

Lo chef ha dato una dimostrazione del modo corretto di scuoiare un pollo.

billijk

aggettivo

L'accordo proposto sembra equo per entrambe le parti.

rechtmatig, wettig

aggettivo

L'equa decisione del giudice ha rispettato la costituzione.

onpartijdig, objectief

Zo is dat!, Zo is het!, Inderdaad!

interiezione

gerechtvaardigd, terecht, rechtvaardig

aggettivo

Gli spettatori hanno decretato il legittimo vincitore della gara.

in evenwicht

aggettivo

La giudice è nota per il suo punto di vista imparziale.

oprecht, eerlijk, rechtschapen

aggettivo

Mary è una ragazza retta che fa sempre ciò che è giusto.

goed, juist

aggettivo

Risposta esatta!

loyaal

aggettivo

È un bravo sindacalista.

gelijk

aggettivo

La vera giustizia è imparziale e uguale per tutti.

precies, exact, stipt

aggettivo

Ha fatto ritorno in dieci minuti esatti.

toch?

interiezione

Questo libro è tuo, no?
Dit is jouw boek, toch?

ongelegen

locuzione aggettivale (tempo, momento)

Sarah ha detto a Tim che sarebbe stata contenta di uscire con lui ma che non era il momento giusto.

voor de goede orde

(figurato, informale)

Per la cronaca, non sono stato io ad aver lasciato la porta aperta quando siamo usciti.

net op tijd

I paramedici sono arrivati appena in tempo. Sei arrivato giusto in tempo, stavi per perderti tutto il divertimento.

dat is het!

(informeel)

oké

(peggiorativo)

E vabbé, se è questo che vuoi...

verdiende loon

(figuurlijk)

Martha credeva fermamente che i suoi aguzzini avrebbero ricevuto la punizione che meritavano.

gulden middenweg

sostantivo maschile (figurato: compromesso valido) (figuurlijk)

Vicky sta cercando di trovare un giusto mezzo tra i suoi impegni di lavoro e la vita familiare.

beloond worden

verbo transitivo o transitivo pronominale (buone azioni)

Se segui le regole e agisci secondo le direttive riceverai il giusto riconoscimento.
Als je de regels en richtlijnen volgt, word je beloond.

oprecht klinken

verbo intransitivo

La sua spiegazione suona vera, per quanto sembri strana.

goed beginnen

verbo intransitivo

Il nostro nuovo impiegato ha iniziato col piede giusto.

iets goed begrijpen

verbo transitivo o transitivo pronominale

Ho capito bene? Il tuo numero di telefono ha solo quattro cifre?

net hier

Ero giusto qui la settimana scorsa quando ho fatto visita a Helen.

toch?, hè?

interiezione (a fine frase) (informeel)

Questo è assurdo! Vero, Jim?

iets met een goede kans op succes

(progetto)

aanpak

Questo è il modo giusto di farlo.

Zo is het! Zo is dat!

interiezione

"Abbiamo discusso abbastanza per oggi". "Ben detto!"

gepast, geschikt

Laten we Italiaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van giusta in Italiaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Italiaans.

Ken je iets van Italiaans

Italiaans (italiano) is een Romaanse taal en wordt gesproken door ongeveer 70 miljoen mensen, van wie de meesten in Italië wonen. Italiaans gebruikt het Latijnse alfabet. De letters J, K, W, X en Y komen niet voor in het standaard Italiaanse alfabet, maar komen wel voor in leenwoorden uit het Italiaans. Italiaans is de tweede meest gesproken taal in de Europese Unie met 67 miljoen sprekers (15% van de EU-bevolking) en het wordt als tweede taal gesproken door 13,4 miljoen EU-burgers (3%). Italiaans is de belangrijkste werktaal van de Heilige Stoel en dient als de lingua franca in de rooms-katholieke hiërarchie. Een belangrijke gebeurtenis die heeft bijgedragen aan de verspreiding van het Italiaans was de verovering en bezetting van Italië door Napoleon in het begin van de 19e eeuw. Deze verovering stimuleerde de eenwording van Italië enkele decennia later en duwde de taal van de Italiaanse taal. Italiaans werd een taal die niet alleen werd gebruikt door secretarissen, aristocraten en de Italiaanse rechtbanken, maar ook door de bourgeoisie.