Wat betekent fu in Italiaans?

Wat is de betekenis van het woord fu in Italiaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van fu in Italiaans.

Het woord fu in Italiaans betekent wezen, bestaan, zijn, zelf, zijn, staan, liggen, zitten, hangen, zijn, zijn, ... zijn, ... zijn geworden, zijn, geweest, wees, hij is, ben, bent, zijn, is, bestaan, ben, bent, zijn, staan, zijn, staan, zich bevinden, staan, liggen, zijn, , b, bestaand, overgebleven, de moeite waard, kusbaar, zoenbaar, vuurvast, zometeen, straks, ouder worden, restaurantbezoek, cafébezoek, mens, sterveling, allergie, ouderschap, auteurschap, wankelheid, lichaamloosheid, monarchisme, geen twijfel, tijdloosheid, kunnen schelen, iets doen, communiceren, bloeien, gedijen, hellen, schuin lopen, uitbarsten, venten, gespecialiseerd zijn, berechten, steken, rollen, bruisen, mousseren, naderen, dichterbij komen, aangaan, helpen, bedienen, zich voorbereiden, zich klaarmaken, bedriegen, genaaid, te beoordelen, tevredenheid, trots, verbergen, verhullen, afkeer, ontoereikendheid, naaktheid, schepsel, rood licht, bezwaar maken tegen, schrijven, corresponderen, harmoniëren, samengaan, hellen, naar buiten drijven, presideren, zoeken, binnenkomen, uithouden, instemmen met, zijn, verdienen, de draak steken met, bekladden, headhunten, verslaan, overwinnen, bedekt met iets, paar, koppel, stel, kunnen, suggestief, vertellen, zwemmen in, verwennen, overkomen, gevoel, talent, geheimhouden, verzwijgen, lezen, instemmen met, verschijnen, uitkomen, bekend zijn met, ook vinden dat. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord fu

wezen

sostantivo maschile (individuo)

Molti credono che la galassia sia piena di esseri intelligenti.

bestaan

sostantivo maschile (esistenza)

I filosofi ragionano sul senso dell'essere.

zijn

Barry è malato.

zelf

sostantivo maschile (io)

Teresa odia i bugiardi con ogni fibra del suo essere.

zijn

verbo intransitivo (esistere)

C'è una donna di 101 anni nella casa di fronte.

staan, liggen, zitten, hangen

(trovarsi) (naargelang positie)

Il burro è sul tavolo.

zijn

verbo intransitivo (accadere) (wanneer)

Lo spettacolo è alle otto in punto.

zijn

(identifica la professione)

Lei è una poliziotta.

... zijn, ... zijn geworden

verbo intransitivo (forma passiva) (met vd: passief verleden)

Ieri mi è stato rubato il portafoglio.

zijn

(prezzi) (kosten)

Sono sette dollari.

geweest

verbo intransitivo (andare) (gegaan)

Sono stato a Roma.

wees

(imperatief)

Sii ragionevole!

hij is

(terza persona singolare maschile)

Adoro mio zio: è la persona più gentile che io conosca.

ben, bent, zijn

verbo (werkw. tt. zijn)

Dove sono loro? Dici sul serio?

is

verbo intransitivo

Lei è un genio.

bestaan

ben, bent

verbo intransitivo (tweede persoon enkelvoud)

Dove sei stasera?

zijn

(schierarsi)

Sono a favore della nuova legge.

staan

(van metingen)

zijn

verbo intransitivo

Ero nel torto.
Ik neem mijn woorden terug.

staan

Il suo libro era sul tavolo, ancora non letto.

zich bevinden

La casa è nella valle.

staan, liggen

verbo intransitivo

Il bicchiere è sul tavolo.

zijn

Questa risposta rappresenta un buon esempio di sarcasmo.

b

(molto informale: sei) (informeel, sms-taal)

6 a casa stasera?

bestaand, overgebleven

Ad oggi esiste solo una copia di quest'opera.

de moeite waard

(om te zien)

kusbaar, zoenbaar

aggettivo

vuurvast

zometeen, straks

(essere imminente)

ouder worden

restaurantbezoek, cafébezoek

sostantivo femminile (come cliente)

Vogliamo ringraziare i nostri clienti abituali per la loro fedeltà.

mens, sterveling

(essere umano)

allergie

L'allergia di Joanne ai molluschi implica che deve fare molta attenzione quando mangia fuori.

ouderschap

auteurschap

sostantivo femminile (figurato: l'essere autore)

wankelheid

Nonostante la sua instabilità data dalla fame, Pete è riuscito a camminare fino alla macchina.

lichaamloosheid

monarchisme

geen twijfel

tijdloosheid

kunnen schelen, iets doen

Se ci tieni, dona dei soldi alla causa.

communiceren

Mel non è un granché nel comunicare.

bloeien, gedijen

Le coltivazioni del contadino prosperarono nel caldo clima primaverile.

hellen, schuin lopen

Il tavolo pendeva e la penna di Rachel continuava a rotolare via.

uitbarsten

Quando ha eruttato l'ultima volta il Monte Etna?

venten

L'ambulante è stato multato per aver venduto in strada senza licenza.

gespecialiseerd zijn

Va bene iniziare l'università senza scegliere una specializzazione, ma prima o poi bisogna specializzarsi.

berechten

(legale) (juridisch)

Il giudice di pace può pronunciarsi in certi casi minori.

steken

(figurato) (figuurlijk)

La poca sensibilità del direttore alle esigenze dei bambini ancora brucia.

rollen

bruisen, mousseren

naderen

(temporalmente)

dichterbij komen

(temporalmente)

Più il giorno si avvicinava e più avevo paura.

aangaan

Non ho voglia di iniziare una discussione di politica con te. Accettiamo di non essere d'accordo.

helpen, bedienen

Chi entra nella polizia lo fa per servire la propria comunità.

zich voorbereiden, zich klaarmaken

bedriegen

(in relatie)

Carol ha ammesso di aver tradito suo marito.

genaaid

(volgare) (slang)

Se non confermano la tua storia, sei fottuto!
Als ze het ontdekken ben je de lul.

te beoordelen

aggettivo

tevredenheid, trots

Provava orgoglio per i successi di sua figlia.

verbergen, verhullen

L'occultamento del tesoro durò fino al momento in cui gli operai del cantiere non lo trovarono a centinaia di anni di distanza.

afkeer

Henry si impegna così poco che sembra quasi che abbia un'avversione per il lavoro.

ontoereikendheid

naaktheid

(figuurlijk)

schepsel

rood licht

(figurato: blocco) (figuurlijk)

Il progetto di quell'edificio ha ricevuto lo stop dai progettisti del piano regolatore.

bezwaar maken tegen

Contesto questo commento.

schrijven, corresponderen

(scriversi lettere)

harmoniëren, samengaan

hellen

Mi sembra che questo muro penda leggermente a sinistra.

naar buiten drijven

Questo metallo si estrude facilmente.

presideren

Il giudice presiedeva al tribunale.

zoeken

Sta cercando le chiavi.

binnenkomen

(e. produkt)

La partita di ricambi non è arrivata per cui non saremo in grado di onorare l'ordine.

uithouden

Le scorte di mangime non dureranno fino a Natale; bisogna ordinarne ancora.
Ik denk niet dat het veevoer het uithoudt tot kerst, we moeten meer bestellen.

instemmen met

Lei è convinta che tutti accetteranno il suo progetto non appena lo avranno compreso.

zijn

(ellissi: è uguale a)

Due più due uguale quattro.

verdienen

de draak steken met

(figuurlijk)

Gli atti del criminale sfidavano le autorità.

bekladden

(specifico: tessera)

La mia tessera di iscrizione alla palestra si è smagnetizzata dopo essere finita in lavatrice.

headhunten

(candidati per un lavoro) (anglicisme)

verslaan, overwinnen

bedekt met iets

Gli edifici sono collegati tra loro tramite un passaggio coperto.

paar, koppel, stel

(innamorati)

Ma voi due siete una coppia?

kunnen

(sempre al condizionale) (mogelijkheid)

Potrebbe piovere oggi.

suggestief

vertellen

Non c'è bisogno di commentare; sappiamo tutti cosa sta succedendo.

zwemmen in

(figurato: nel lusso) (figuurlijk)

Il vecchio signore sguazzava nel danaro.

verwennen

Non viziare Wendy; sta solo cercando attenzioni.

overkomen

(figurato) (emoties)

Non so che cosa mi ha preso ma non riesco a smettere di piangere. Sono stato preso da una strana sensazione di gioia.

gevoel, talent

Ha una grande capacità di apprendimento delle lingue straniere.

geheimhouden, verzwijgen

Giurò un occultamento completo degli eventi di quella notte.

lezen

Mia nonna non sa leggere.

instemmen met

verschijnen, uitkomen

(essere pubblicato)

Il suo nuovo libro uscirà in autunno.

bekend zijn met

Non m'intendo bene del codice della strada, quindi non so consigliarti.

ook vinden dat

Tutti gli scolari concordano nel dire che è una buona insegnante.

Laten we Italiaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van fu in Italiaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Italiaans.

Ken je iets van Italiaans

Italiaans (italiano) is een Romaanse taal en wordt gesproken door ongeveer 70 miljoen mensen, van wie de meesten in Italië wonen. Italiaans gebruikt het Latijnse alfabet. De letters J, K, W, X en Y komen niet voor in het standaard Italiaanse alfabet, maar komen wel voor in leenwoorden uit het Italiaans. Italiaans is de tweede meest gesproken taal in de Europese Unie met 67 miljoen sprekers (15% van de EU-bevolking) en het wordt als tweede taal gesproken door 13,4 miljoen EU-burgers (3%). Italiaans is de belangrijkste werktaal van de Heilige Stoel en dient als de lingua franca in de rooms-katholieke hiërarchie. Een belangrijke gebeurtenis die heeft bijgedragen aan de verspreiding van het Italiaans was de verovering en bezetting van Italië door Napoleon in het begin van de 19e eeuw. Deze verovering stimuleerde de eenwording van Italië enkele decennia later en duwde de taal van de Italiaanse taal. Italiaans werd een taal die niet alleen werd gebruikt door secretarissen, aristocraten en de Italiaanse rechtbanken, maar ook door de bourgeoisie.