Wat betekent preparare in Italiaans?
Wat is de betekenis van het woord preparare in Italiaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van preparare in Italiaans.
Het woord preparare in Italiaans betekent voorbereiden, klaarmaken, bereiden, aanleggen, zetten, bereiden, voorbereiden, klaarmaken, klaarmaken, voorbereiden, klaarmaken, koken, bereiden, klaarmaken, voorbereiden, klaarmaken, plaatsen, maken, bereiden, laten lopen/stromen, klaarmaken, klaarstomen, voorbereiden, voorbereiden, prepareren, klaarmaken, prepareren, schoonmaken, prepareren, maken, bereiden, op, dekken, mengen, de weg bereiden, de weg plaveien, plannen, organiseren, plannen, ontwerpen, opzetten, uitrusten, voorbereiden, opstellen, maken, klaarmaken, maken, klaarmaken, koken, zetten, choreograferen, winterklaar maken, voorbereiden op de winter, barbecuen, zich voorbereiden op, voorbereiden op, lunch maken voor iemand, opmaken, voorbereiden op, iets in elkaar draaien. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.
Betekenis van het woord preparare
voorbereidenverbo transitivo o transitivo pronominale Prima di piantare i semi devi preparare il terreno. |
klaarmaken, bereiden(cucinare) Ci ha preparato un pranzo fantastico. |
aanleggenverbo transitivo o transitivo pronominale Ha preparato un fuoco per gli amici. |
zettenverbo transitivo o transitivo pronominale (infuso, bevanda) (koffie, thee) Holly ha preparato del tè alle erbe per i suoi ospiti. |
bereidenverbo transitivo o transitivo pronominale Un tempo i farmacisti preparavano certi medicinali sul posto. |
voorbereiden, klaarmakenverbo transitivo o transitivo pronominale (chirurgia: per operazione) Il paziente della 4C è stato già preparato? |
klaarmaken, voorbereidenverbo transitivo o transitivo pronominale George si è preparato per il colloquio. |
klaarmaken, koken(eten) Ha preparato da mangiare per i bambini. |
bereiden, klaarmakenverbo transitivo o transitivo pronominale Il personale dell'albergo stanno ancora preparando la camera. |
voorbereiden, klaarmakenverbo transitivo o transitivo pronominale I soldati hanno preparato le armi. |
plaatsenverbo transitivo o transitivo pronominale Con la sua descrizione ha preparato la scena per il pubblico. |
maken, bereidenverbo transitivo o transitivo pronominale Se apparecchi la tavola, preparo cena. |
laten lopen/stromenverbo transitivo o transitivo pronominale Lascia che ti prepari un bagno. Ik zal een bad voor je vol laten lopen. |
klaarmaken, klaarstomen, voorbereiden(rendere idoneo) L'esperienza ti preparerà per il lavoro. |
voorbereiden, preparerenverbo transitivo o transitivo pronominale Bethany vuole andare a Oxford o a Cambridge, così il suo insegnante la sta preparando. |
klaarmaken, preparerenverbo transitivo o transitivo pronominale Judith ha preparato la macchina, pronta a iniziare in ogni momento. |
schoonmaken, prepareren
Prima devi preparare il pollo rimuovendo il grasso in eccesso. |
maken, bereiden
Mia madre vuole fare un dolce per la mia festa. |
op(informale) Metto su le patate. |
dekken(tafel) Bambini, venite ad apparecchiare la tavola per cena. Abbiamo bisogno di piatti e scodelle. De kinderen dekken de tafel. |
mengen
Il farmacista miscelerà per noi un rimedio. |
de weg bereiden, de weg plaveien(figurato) (figuurlijk) La connivenza di Zack ha gettato le basi per la rovina di Virginia. |
plannen(figurato) |
organiseren, plannenverbo transitivo o transitivo pronominale Stiamo organizzando un barbecue aziendale per la primavera. |
ontwerpen, opzettenverbo transitivo o transitivo pronominale Dovremmo strutturare un piano che risolva i problemi. |
uitrusten
|
voorbereidenverbo transitivo o transitivo pronominale L'università preparava gli studenti migliori affinché diventassero ricchi e potenti. |
opstellen
Fammi abbozzare una lettera e te la mostrerò prima di mandarla. |
maken, klaarmakenverbo transitivo o transitivo pronominale Faccio io la cena stasera? |
maken, klaarmakenverbo transitivo o transitivo pronominale Questo fine settimana farò l'arrosto. |
koken
Stasera cucina suo marito. |
zetten
Ha disposto una trappola per il topo. |
choreograferenverbo transitivo o transitivo pronominale Un ballerino famoso sta lavorando con gli attori per preparare la coreografia della scena di danza del film. |
winterklaar maken, voorbereiden op de winterverbo transitivo o transitivo pronominale Molte persone mettono le gomme termine per preparare le proprie macchine per l'inverno. |
barbecuen(Sud Africa: grigliata) |
zich voorbereiden opverbo transitivo o transitivo pronominale Il professore sta preparando gli studenti per l'esame. |
voorbereiden opverbo transitivo o transitivo pronominale Il capo istruiva Jeff sul lavoro di venditore. |
lunch maken voor iemand(preparare il pranzo) |
opmakenverbo transitivo o transitivo pronominale (tipografia) Il tipografo ha preparato la lastra del testo attentamente. |
voorbereiden opverbo transitivo o transitivo pronominale L'insegnante di Bethany la sta preparando al test di ingresso di Oxbridge. |
iets in elkaar draaienverbo transitivo o transitivo pronominale (maaltijd) Sebbene fosse difficile, Linda è riuscita comunque a preparare velocemente la cena per gli ospiti inaspettati. |
Laten we Italiaans leren
Dus nu je meer weet over de betekenis van preparare in Italiaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Italiaans.
Verwante woorden van preparare
Geüpdatete woorden van Italiaans
Ken je iets van Italiaans
Italiaans (italiano) is een Romaanse taal en wordt gesproken door ongeveer 70 miljoen mensen, van wie de meesten in Italië wonen. Italiaans gebruikt het Latijnse alfabet. De letters J, K, W, X en Y komen niet voor in het standaard Italiaanse alfabet, maar komen wel voor in leenwoorden uit het Italiaans. Italiaans is de tweede meest gesproken taal in de Europese Unie met 67 miljoen sprekers (15% van de EU-bevolking) en het wordt als tweede taal gesproken door 13,4 miljoen EU-burgers (3%). Italiaans is de belangrijkste werktaal van de Heilige Stoel en dient als de lingua franca in de rooms-katholieke hiërarchie. Een belangrijke gebeurtenis die heeft bijgedragen aan de verspreiding van het Italiaans was de verovering en bezetting van Italië door Napoleon in het begin van de 19e eeuw. Deze verovering stimuleerde de eenwording van Italië enkele decennia later en duwde de taal van de Italiaanse taal. Italiaans werd een taal die niet alleen werd gebruikt door secretarissen, aristocraten en de Italiaanse rechtbanken, maar ook door de bourgeoisie.